Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AJ6841

Datum uitspraak2003-09-10
Datum gepubliceerd2003-09-10
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersKG 03/970
Statusgepubliceerd


Indicatie

(...) Het is duidelijk dat het besluit ingrijpende personele gevolgen zal hebben. Gedaagde heeft echter meegedeeld dat, nadat een eventueel besluit is genomen, de Bevelhebber van de Luchtstrijdkrachten een beleidsvoornemen tot reorganisatie bekend zal maken en dat de medezeggenschapscommissie zal worden betrokken bij de specifiek op de eigen organisatie-eenheid betrekking hebbende aspecten en de gevolgen daarvan voor het personeel. Eisers kunnen zich voorts richten tot de wetgever die de plannen van het kabinet voor een nieuwe krijgsmacht zal beoordelen. Gelet op het voorgaande heeft gedaagde in redelijkheid kunnen besluiten om eisers nog niet te betrekken bij de voorgenomen maatregelen. De vordering onder a. is daarom niet toewijsbaar. De overige door gedaagde opgeworpen verweren behoeven dan ook geen bespreking meer. (...)


Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE sector civiel recht - voorzieningenrechter Vonnis in kort geding van 10 september 2003, gewezen in de zaak met rolnummer KG 03/970 van: 1.de Medezeggenschapscommissie van de Vliegbasis Twenthe, gevestigd te Enschede, 2. [eiser sub 2], wonende te [woonplaats], eisers, procureur jhr. mr. A.J. Sandberg, advocaat mr. R. Moszkowicz te Nieuwegein, tegen: de Staat der Nederlanden (Ministerie van Defensie), zetelende te 's-Gravenhage, gedaagde, procureur mr. A.Castermans. 1. De procedure Ter terechtzitting op 3 september 2003 heeft mr. Moszkowicz verzocht om als zelfstandig eiser te mogen toevoegen de heer [eiser sub 2], voorzitter van de medezeggenschapscommissie van de Vliegbasis Twenthe. Mr. Castermans heeft desgevraagd verklaard hiertegen geen bezwaar te hebben, waarna de voorzieningenrechter het verzoek heeft toegestaan. Voorts heeft mr. Moszkowicz bevestigd dat alleen de Staat is gedagvaard en niet tevens de Bevelhebber van de Luchtstrijdkrachten, zoals aanvankelijk in de uitgebrachte dagvaarding was vermeld. 2. De feiten Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 3 september 2003 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan. 1.1. Op verzoek van de Tweede kamer heeft de Minister van Defensie bij brief van 30 juni 2003 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer laten weten dat het kabinet zal besluiten over maatregelen die het profiel van de krijgsmacht in de komende jaren zullen bepalen. De definitieve maatregelen zijn onderdeel van het Integraal Defensieplan 2004-2013 en zullen in de defensiebegroting voor 2004 worden voorgesteld. 1.2. In een toespraak tot het personeel op 30 juni 2003 heeft de Bevelhebber van de Luchtstrijdkrachten meegedeeld dat één van de maatregelen zou kunnen betreffen de sluiting van de Vliegbasis Twenthe. 1.3. Bij brief van 16 juli 2003 hebben eisers gedaagde medegedeeld dat hij gehouden is hen te betrekken bij het voornemen om de vliegbasis te sluiten en hem gesommeerd toe te zeggen dat geen verdere actie zal worden ondernomen totdat het medezeggenschapstraject volledig is doorlopen. 1.4.Bij brief van 18 juli 2003 heeft gedaagde aan eisers medegedeeld, dat een eventueel door regering, in samenspraak met het parlement te nemen besluit tot sluiting van de Vliegbasis Twenthe niet is onderworpen aan een verplichting van de Staat tot overleg met of het vragen van advies aan de medezeggenschapscommissie. Gedaagde heeft voorts meegedeeld dat, nadat een eventueel besluit is genomen, de Bevelhebber der Luchtstrijdkrachten een beleidsvoornemen tot reorganisatie bekend zal maken. Aan de hand van het vervolgens op te stellen Voorlopig Plan tot reorganisatie zal de medezeggenschapscommissie worden betrokken bij de specifiek op de eigen organisatie-eenheid betrekking hebbende aspecten en de gevolgen daarvan voor het personeel. 3. De vordering, de gronden daarvoor en het verweer Eisers vorderen -zakelijk weergegeven- : a.gedaagde op straffe van een dwangsom te verbieden de in het Integraal Defensieplan 2004-2013 neergelegde sluiting van de vliegbasis, separaat dan wel in de begroting van 2004 of enig later jaar aan de Tweede Kamer te presenteren, dan wel enige uitvoeringshandeling te verrichten terzake de sluiting van de vliegbasis Twenthe, voordat de plannen tot sluiting van de vliegbasis aan de medezeggenschapscommissie zijn voorgelegd en de medezeggenschapscommissie zich daarover heeft kunnen uitspreken; b.gedaagde op straffe van een dwangsom te veroordelen om binnen twee dagen na dit vonnis de aan het Integraal Defensieplan 2004-2013 ten grondslag liggende studie aan hen ter beschikking te stellen. Daartoe voeren eisers - kort samengevat - het volgende aan. Op basis van het Besluit Medezeggenschap Defensie (BMD), alsmede van de Uitvoeringsaanwijzing met betrekking tot het voeren van overleg bij reorganisaties binnen de Koninklijke Luchtmacht (UrorKlu) en de Regeling overlegprocedures bij reorganisaties (ROR) heeft de vliegbasis een medezeggenschapscommissie ingesteld. De commissie heeft een adviesrecht terzake alle plannen en maatregelen die direct zien op de werkzaamheden van het personeel. Omtrent de plannen tot sluiting van de vliegbasis is de medezeggenschapscommissie niet geconsulteerd, terwijl genoemde plannen na de derde dinsdag van september door middel van politieke besluitvorming onherroepelijk zullen worden. De personele gevolgen van dit besluit kunnen niet worden geabstraheerd van het voorgenomen besluit. Bij de aankondiging van de reorganisatieplannen is gesteld dat er een studie ter tafel zou liggen waaruit zou blijken dat sluiting van de basis de enige juiste oplossing zou zijn voor de aan de reorganisatie ten grondslag liggende problemen en doelstellingen. Ondanks herhaald verzoek hebben eisers het genoemde rapport niet ontvangen. Gedaagde voert gemotiveerd verweer dat hierna, voorzover nodig, zal worden besproken. 4. De beoordeling van het geschil 4.1. Voorzover gedaagde betoogt dat eiseres sub 1 niet-ontvankelijk is wordt geoordeeld dat, ook als de medezeggenschapscommissie geen rechtspersoonlijkheid heeft, moet worden aangenomen dat zij bevoegd is als partij in een burgerlijk geding op te treden om te kunnen opkomen tegen eventuele inbreuken op haar als zodanig in de wet verleende rechten. 4.2. Gedaagde heeft onweersproken aangevoerd dat het voorgenomen besluit tot sluiting van de Vliegbasis Twenthe onderdeel is van ingrijpende maatregelen, zoals bijvoorbeeld de sluiting en afstoting van verschillende andere locaties en het terugbrengen van het aantal fregatten, mijnenbestrijdingsvaartuigen, jachtvliegtuigen en gevechtshelicopters, die het kabinet van plan is te nemen met betrekking tot de omvang en de samenstelling van de krijgsmacht. Deze maatregelen zijn nodig - aldus gedaagde - om te voldoen aan de van het Ministerie gevergde bezuinigingsmaatregelen, terwijl al langere tijd sprake was van de noodzaak om kritisch te kijken naar de taken van de defensieorganisatie. 4.3. Artikel 22 lid 2 van het Besluit Medezeggenschap Defensie luidt: "De vaststelling van de taken van het ministerie en delen daarvan, het beleid ten aanzien van die taken en de uitvoering van die taken zij geen onderwerp van overleg, behoudens voorzover het de gevolgen daarvan betreft voor de werkzaamheden van de werknemers." De voorzieningenrechter volgt gedaagde in zijn verweer dat voormeld voorgenomen besluit geen onderwerp is van overleg. Daarop wijst recente jurisprudentie (HR 26 januari 2000, NJ 2000/223 en HR 1 maart 2002, NJ 2002/295) inzake het aan artikel 22 lid 2 BMD verwante artikel 46d onder b van de Wet op de Ondernemingsraden (WOR). De Hoge Raad heeft in voormelde, met de onderhavige casus vergelijkbare gevallen beslist dat blijkens de parlementaire geschiedenis de wetgever van de medezeggenschap ingevolge de WOR heeft willen uitsluiten de in artikel 46d onder b WOR omschreven (voorgenomen) besluiten die door democratisch gecontroleerde organen worden genomen. Uit de wetsgeschiedenis valt op te maken dat de wetgever deze (beperkte) uitleg van artikel 46d onder b WOR uitdrukkelijk heeft gewild teneinde de besluitvorming door democratisch gecontroleerde organen niet te hinderen. Met betrekking tot deze besluiten geldt derhalve ook niet het adviesrecht van de ondernemingsraad wanneer aan die besluiten personele gevolgen inherent zijn, doch die besluiten niet in het bijzonder strekken tot regeling van die gevolgen. Gelet op hetgeen onder 3.1 is overwogen, moet het onderhavige voorgenomen besluit dat onderdeel uitmaakt van de voorgestelde maatregelen in de defensiebegroting worden beschouwd als een zodanig besluit. Deze maatregelen die ter wille van een optimale uitvoering van het defensiebeleid worden genomen, behoren volgens voormelde jurisprudentie tot het primaat van de politiek en zijn onttrokken aan het medezeggenschapsrecht. Er is dan ook geen ruimte voor een ander oordeel, ook niet als in aanmerking wordt genomen dat het voorgenomen besluit onmiskenbaar (mede) is ingegeven door bezuinigingsoverwegingen. 4.4. Het is duidelijk dat het besluit ingrijpende personele gevolgen zal hebben. Gedaagde heeft echter meegedeeld dat, nadat een eventueel besluit is genomen, de Bevelhebber van de Luchtstrijdkrachten een beleidsvoornemen tot reorganisatie bekend zal maken en dat de medezeggenschapscommissie zal worden betrokken bij de specifiek op de eigen organisatie-eenheid betrekking hebbende aspecten en de gevolgen daarvan voor het personeel. Eisers kunnen zich voorts richten tot de wetgever die de plannen van het kabinet voor een nieuwe krijgsmacht zal beoordelen. 4.5.Gelet op het voorgaande heeft gedaagde in redelijkheid kunnen besluiten om eisers nog niet te betrekken bij de voorgenomen maatregelen. De vordering onder a. is daarom niet toewijsbaar. De overige door gedaagde opgeworpen verweren behoeven dan ook geen bespreking meer. 4.6.Gedaagde heeft voorts betwist dat er een studie zou bestaan, waarin de motivering te vinden zou zijn dat juist de vliegbasis Twenthe en niet een andere basis gesloten moet worden. Volgens gedaagde is de besluitvorming vanzelfsprekend voorbereid door de politieke, departementale en militaire gezagsdragers, ondersteund door hun staf. Als de Bevelhebber van de Luchtstrijdkrachten op 30 juni 2003 heeft gesproken over enigerlei studie, zoals eisers aanvoeren, dan doelde hij volgens gedaagde op deze voorbereiding. Eisers hebben hiertegenover niet nader onderbouwd dat sprake is van een speciale studie, die de status heeft van een rapport dat vatbaar is voor inzage. De vordering onder b. is daarom evenmin toewijsbaar. 4.7. Aangenomen moet worden dat eiseres sub 1 naar analogie van artikel 22a WOR niet in de proceskosten kan worden veroordeeld. Eiser sub 2 zal dan ook, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding. 5. De beslissing De voorzieningenrechter: Wijst de vorderingen af. Veroordeelt eiser sub 2 in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van gedaagde begroot op € 908,--, waarvan € 205,-- aan griffierecht. Dit vonnis is gewezen door mr. J.S.W. Holtrop en uitgesproken ter openbare zitting van 10 september 2003 in tegenwoordigheid van de griffier. evm